Emir is prachtig om te zien. Hij kan prachtig draven. Hij is ook behoorlijk geliefd, tot het misloopt. Emir is volgens men hopeloos en mislukt.
Emir draafde met zijn staart in de lucht langs het hek. Hij sperde zijn neusgaten open en hoorde een snurkend geluid horen. De Arabier merrie keek hem giechelend aan. Maar helaas, ze verdween weer achter de stallen. Emir snoof hard. "Het lukt me ook nooit hè. Al die merries vinden me wel leuk, maar komen niet naar me toe.", zuchtte Emir. "Niet de moed opgeven. Ooit zal de mooiste merrie van stal voor jou vallen!", zei zijn vriend. Emir geloofde er niks van. Emir draafde langs het hek. De twee meisjes die zo les kregen keken hem met grote ogen aan. "Wauw, wat een hengst. Daar kan je toch alleen maar over dromen!", zei het blonde meisje. "Ja. Wat een knapperd! Jammer dat hij niet in de lessen wordt gezet.", zei het bruine meisje. "Nee, hij is nog niet onder het zadel uitgebracht. Volgens mij is het een dekhengst.", zei het meisje. "Ik wil wel een veulentje van hem!" De meisjes liepen verder, pratend over hem. Emir snoof hard. "Ik heet niet voor niks Emir!", zei hij. Zijn vriend keek hem onbegrijpend aan. "Mijn naam betekend prins, leider.", zei Emir trots. "Ja, je bent echt wel de prins ja. De leider moet je worden!", proestte zijn vriend. Emir liet hem zijn tanden zien. "Pff, jij kent helemaal niks van dat vak. Ik weet zeker dat ik wel een merrietje kan dekken!" "Hmm, succes!" Emir draafde weg. Hij wou niemand laten zien dat hij verdrietiger was dan hij zich voordeed. Emir keek naar het erf. Hij zuchtte diep. Ooit zal hij wel vader worden! Ooit zou hij wel een merrie kunnen dekken. Ooit zou er wel een prachtig veulen ontstaan waarvan hij de vader is. Emir snoof zacht. Hij begon te grazen. De hele nacht dacht hij nog aan merries die voorbij kwamen. Emir zou zo graag er eentje willen dekken...
Emir stond rustig in zijn wei. Het was nacht. Emir spitste zijn oren. Hij zag in de wei tegenover zijn wei, aan de andere kant van de weg, een prachtige merrie. Het was geen Arabier, zoals hem. Het was een Appaloosa. Ze had een witte vacht met allemaal bruine stippen. Emir snoof. Hij voelde iets bijzonders. Emir wist niet meer wat hij deed. Hij brak los en dekte ineens de merrie.
Met een harde klap viel de staldeur dicht. Emir liet verdrietig zijn hoofd hangen. Er was een jaar voorbij en de Appaloosa merrie was bevallen van een veulentje. Iedereen vond het veulen een lelijk ding. Het had veel van een Arabier en een lelijke vacht. Emir vond zijn veulen anders best mooi. Maar de mensen waren woedend op hem. En nu verhuisde hij. Emir keek verdrietig voor zich uit. Na een lange rit ging eindelijk de klep open. Emir keek achterom. "Hup, eruit!", zei de man nors. Emir stapte de paardenbus uit en keek om zich heen. Hij schrok. Hij zag allemaal Anglo-Arabieren. Dat is een kruising tussen een Engelse volbloed en een Arabische volbloed. Het waren allemaal ruinen. Er was geen één hengst of merrie bij. Emir werd naar binnen gebracht. Emir werd in een kleine, donkere stal gezet. Emir vond het niet eerlijk. Hij mocht niet naar buiten, terwijl de andere dat wel mochten! Emir trapte boos tegen de wand. "Ophouden, Arabier! Je bent hopeloos en mislukt. Over een week zal niemand meer last van je hebben!", zei de man. Hij grijnsde gemeen. Emir slikte. Wat bedoelde hij daarmee? Na een paar uur kwamen de andere paarden binnen. Tot Emir zijn verrassing zat er nog één volle Arabier tussen. Hij kwam in de box naast Emir te staan. Hij was hemel zwart. "Hoi, ik ben Anouar. Wie ben jij?", vroeg hij vriendelijk. Emir zuchtte. "Ik ben Emir. Wat bedoelde die man met: over een week zal niemand meer last van je hebben?", vroeg Emir. Anouar keek ineens heel verdrietig. "Op deze stal worden we allemaal klaargemaakt voor het slachthuis. We zullen geen eten en drinken meer krijgen.", zei hij verdietig. Emir schrok. "Maar...Maar ik wil nog niet dood!" "Ik ook niet. Maar wat doen we daar tegen?" Emir dacht diep na. Hij keek Anouar aan. "Wanneer gaan we naar buiten?" "Morgen ochtend. Waarom?" "De enige manier is om te vluchten. Dus morgen ochtend over het hek springen." Anouar knikte. "Goed plan! Ik kan ook heel goed springen!" Emir knikte. "Mooi!" Emir was ook goed in springen. Emir vond de nacht een hel. Gelukkig was het na een lange tijd eindelijk tijd voor de wei. Emir werd met veel geweld de wei in gelaten bij Anouar. Anouar snoof. "Straks verdwijnen de mensen. Dan gaan ze ontbijten. Dan zullen ze niks doorhebben.", zei Anouar. Emir knikte. De mensen verdwenen na een uur. Emir had niks gegeten. De wei was helemaal kaal, droog en vies. De mensen waren verdwenen. Emir snoof. Hij galoppeerde de wei rond. Hij galoppeerde op het hek af. Hij galoppeerde hard op het hek af. Hij zette zich af en vloog over het hek. Hij landde aan de andere kant van het hek. Anouar had hem gevolgd en stond nu ook aan de andere kant. Emir zette het op lopen. Zo hard hij kon galoppeerde hij met Anouar het erf af. "Doorzetten, Anouar. Niet opgeven. We moeten hier zo ver weg mogelijk vandaan komen.", riep Emir. Anouar knikte. Emir galoppeerde en galoppeerde. Net zolang, tot hij een brede rivier voor zich zag liggen. "We moeten naar de overkant, Anouar! Dan vinden de mensen ons nooit meer! Zij kunnen daar niet komen!", zei Emir. "Wel over een brug. Maar inderdaad, als we hierover zijn, vinden ze ons bijna niet meer. We zijn al heel erg ver weg van huis.", zei Anouar. Emir keek naar het water. "We moeten zwemmen. Kan je zwemmen?" "Denk het wel.", zei Anouar onzeker. "Volg mij maar." Emir liep het water in. Het was moeilijk om te zwemmen door de rivier, ook omdat het erg breed was. Hij moest veel kracht zetten en het duurde lang voordat hij weer bij de kant was. Wel was het lekker verkoelend. Emir sprong de kant op. Anouar kwam uitgeput naast hem staan. "Even wachten, eerst wat drinken." Anouar nam flinke slokken van het water. Emir dronk ook wat. Daarna galoppeerde de twee weer verder.
Emir stond met Anouar in het donkere bos. Emir voelde stekende pijn in zijn achterbeen. Anouar schrok. "Emir, je hele been is dik!" Emir zuchtte. "Het doet zoveel pijn, Anouar.", zei hij verdrietig. Ze waren al dagenlang onderweg. Emir keek lusteloos voor zich uit, totdat hij ineens iets hoorde. Het klonk als iets menselijks. Emir spitste zijn oren in de richting van het geluid. Hij hoorde dat het vreemde ding uit ging en iets dichtsloeg. Anouar leek te schrikken. "Mensen!", zei hij. Emir keek zijn vriend bang aan. Hij hoorde voetstappen en zag een lichtje door de bomen schijnen. Ineens stond er een jonge jongen voor ze. De jongen had blond haar en stralende blauw ogen. Hij was slank en ongeveer twintig jaar. Hij zag er spontaan en lief uit. De jongen keek Emir aan. Emir voelde iets speciaals bij de jongen. Hij had geen gevaar. Hij was lief. Emir hinnikte zachtjes, zonder dat hij erbij na kon denken. De jongen lachte en liep rustig naar Emir toe. "Hoi mooierd. Ik ben Emiel. Wat ben jij mooi.", zei hij. Anouar keek Emir verbaasd aan. "Hij is te vertrouwen.", zei Emir. Emiel nam Emir mee door het donkere bos. Hij verlichte het met zijn zaklamp. Anouar liep achter Emir en Emiel aan. "Ik ben benieuwd wie jij bent, knapperd. Ik had over je gedroomd. Riep je mij om hulp? Mijn beste vriend Charlie gaat je helpen. We nemen je mee naar je forever home, Manege de Paardenvriend. Ik werk daar als stalhulpje. Dus ik doe de klusjes en zorg voor alle dieren, en ook voor de mensen die daar komen. Charlie is eigenaar van de manege en is instructeur. Charlie heeft al veel paarden in nood geholpen en ook "probleem" paarden. Charlie kan met paarden praten. Ik helaas niet. Charlie helpt ook kinderen met een beperking, ziekte of handicap. Ik ben niet het enige stalhulpje. Ik doe dat samen met Nick, Brayen, Eva en Damario. Charlie woont samen met Ammy. Maar ik woon ook op de manege, vanwege mijn verleden. Ik heb een Arabier, hij heet Calippo. Verder heb ik nog een kwpn merrie, Davina. Ik ben dol op springen en crossen, maar wedstrijden vind ik stom. Ik doe alleen galop wedstrijden door het bos, vaak met Nick. Op de manege noemen we de kinderen in de les, leerlingen. Charlie is een echte leermeester en heeft mij al heel erg veel geleerd. Ja, ook over paarden. Maar vooral over spiritualiteit. Iedereen kent mij op de manege, omdat ik zo gezellig persoon ben.", kletste Emiel. Emir had aandachtig naar hem geluisterd. Hij voelde zich op zijn gemak bij Emiel. Emiel kwam met Emir terecht bij een aqua blauwe paardenbus met het logo van de manege. Voor de paardenbus stond een slanke jongen met bruin haar en blauwe ogen. Hij was iets ouder dan Emiel. "Kijk, dat is Charlie. Hij zal jou helpen, straks.", zei Emiel. Emir snoof zacht. Charlie liet Emir aan zich ruiken. "Hoi mooierd, ik ben Charlie.", zei hij. "Hoi Charlie, ik ben Emir en dat is Anouar.", zei Emir. "Hoi Emir, wat ben jij mooi zeg! Kom maar." Charlie liet Emir de paardenbus in. Na een paar uurtjes mocht hij eruit. Emir keek rond. Hij zag een grote wei met veel paarden, ruiven, een kuil, een waterplas, een heuvel, veel bomen, obstakels, schuilstallen, twee grote paddocks, een buitenbak, een longeercirkel, een stapmolen, een grote zandbak met de naam uitloop, een buiten poetsplaats en een stalgebouw met de luiken open. Emiel nam Emir mee naar de stallen. Hij stond stil bij een prachtig ding met kristallen. Ze gaven kleurtjes af, om de beurt. "Kijk, Emir. Dat is het kristalbed. Het kristalbed bestaat uit kristallen met de kleuren van de basis chakra's. De chakra's zijn de energiepunten. Het kristalbed verwerkt trauma's, zorgt voor ontspanning, voert stress af en brengt de chakra's in balans. Wil je eronder?", vroeg Emiel. Daar moest Emir geen twee keer over nadenken. Hij stapte er meteen onder en ontspande meteen. Hij vertelde Charlie over zijn avontuur en wat de mensen van hem vonden. En over zijn grootste wens: een merrie dekken en een papa worden. Charlie beloofde hem dat zijn dromen ooit uit zouden komen.
Er was een jaar voorbij. Charlie had zich aan zijn woord gehouden. Emir had eindelijk een prachtige Arabier merrie mogen dekken en was nu vader van een prachtig Arabier veulen. Emir galoppeerde met Emiel over het strand. Emir deed veel met Emiel. Hij en Emiel hadden een goede band. Samen gingen ze graag springen en crossen. Maar het meest genoot Emir van het strand. De zee en de wind door je manen. Emir galoppeerde hard door de zee. Hij was dolgelukkig en iedereen had hem duidelijk gemaakt dat hij geen hopeloze Arabier is.
Prachtig verhaal weer! Wat een dapper paard.